Skip to main content

Het was ergens in de buurt van de grote bazaar van Istanbul toen we Tuur voor het eerst zagen. Slalommend door het verkeer op zijn elektrische step praatte hij met Kim, een collega-fietser uit het Verre Oosten die vlak achter Guido en mij aan fietste. De dag ervoor waren we Kim tegengekomen bij een gastvrije Turk die ons allen onderdak bood. Kim wilde mee, over de drukke snelwegen, naar het centrum van de hectische, bruisende wereldstad die Europa en Azië aan elkaar knoopt. 

We stopten voor een stoplicht. Tuur vroeg aan Guido waar hij vandaan kwam. ‘Aha, ik woon al dertig jaar in België.’ De zachte, vriendelijke toon van het Vlaamse, vlakke land. ‘Waar gaan jullie heen?’ vroeg Tuur. ‘Ergens naar het centrum van het Europese deel. Ik heb een slaapplek voor vanavond maar onze Koreaanse vriend hier moet nog een camping of hostel vinden.’ Tuur keek nog eens naar Kim. ‘Ik kan jullie een beetje rondleiden.’ Tuur stuurde behendig en zelfverzekerd door drommen voetgangers, hij kende de straten op zijn duimpje. Niet veel later stopten we op een plein: voor ons de Hagia Sophia, achter ons de Blauwe Moskee.

De drie mannen namen plaats op een terras in de koele schaduw van een aantal bomen waar de commotie en opwinding van Istanbul nauwelijks merkbaar was. Er werd gelachen, thee gedronken en Tuur liet de beide fietsers kennismaken met de subtiele wijze waarop er in Istanbul een extra zakcentje aan nietsvermoedende toeristen wordt verdiend. Na een bezoekje aan zowel de Blauwe Moskee en de Hagia Sophia werden Guido en ik door Tuur naar het veer gebracht om de Bosporus over te steken.

De volgende morgen zou Guido met de straatwijze en aimabele Tuur de stad gaan verkennen. Onder andere het volgende heeft hij geleerd van Tuur:

  • De toeristenbelasting in Istanbul wordt op creatieve manieren geïnd door ontelbare zelfbenoemde belastinginners. Of het nu met speciaal voor toeristen gemaakte menukaarten gebeurt, bepaalde afgenomen diensten dan wel producten op het bonnetje erbij worden verzonnen of de prijs ter plekke uit de lucht wordt gegrepen wanneer er geen duidelijke afspraken zijn gemaakt, de mogelijkheden zijn eindeloos.
  • Cay, de welbekende Turkse thee, lijkt als sociaal smeermiddel een belangrijke rol te spelen in het kunnen samenwonen van 20 miljoen mensen in een stad die een breedte heeft van over 100 kilometer – oost naar west.
  • Tuur, zijn Turkse naam – Uğur (betekent geluk) Güler (betekent: lacher), heeft van jongs af aan gewerkt. In het begin als monteur. Hij ging destijds op vrijdagavond naar de hamam. Een Turks gezegde stelt dat je in een hamam bereid moet zijn twee keer te willen zweten: de eerste keer tijdens het wassen zelf, de tweede keer bij het betalen (omdat je vooraf niet weet wat de kosten zijn – degene die je heeft gewassen, degene die je met handdoeken heeft toegestopt en degene die je thee aanbiedt, ze verwachten als het tegenzit allemaal een aanvullende bijdrage).
  • Tuur heeft daarnaast als bekende barman en cocktailmaker naam gemaakt in de uitgaansscene van Istanbul. Het is zelfs zo dat een bevriende Duitse collega, iemand die door omstandigheden wel in staat was naar het wereldkampioenschap cocktails maken in Japan af te reizen, wereldkampioen is geworden met een uniek recept van Tuur. Samen met Tuur is Guido in de nacht teruggegaan naar het InterContinental hotel waar hij op de bovenste verdieping achter de bar zijn kunsten mocht vertonen. Vanuit die plek heb je werkelijk een prachtig uitzicht over de stad. 
  • Mocht je ooit de grote bazaar in Istanbul bezoeken en geld op de grond zien liggen, raap dit dan niet op. Het is de siftah, neergelegd door een van de collega-handelaren, marktkoopmannen, verkopers of andere lui die werkzaam zijn onder de koele koepels en in de van goud en juwelen blinkende gangen. De siftah moet geluk brengen en voor een succesvolle marktdag zorgen. De ontvanger laat deze eerste, symbolische transactie van de dag daarom voor de winkel of het kraampje liggen.